Rose Vandewalle

Rose Vandewalle publiceerde in meerdere literaire tijdschriften en bloemlezingen, en maakt(e) deel uit van de redactie van ’t Kofschip, Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift en Stroom. Ze debuteerde in 1981, in Yang, met een verhaal. In 1991 won ze de hoofdprijs in een verhalenwedstrijd van De Morgen. Verwaaid is de derde dichtbundel van Rose Vandewalle, die eerder In haar zak een doek van staal (Wolkbreuk, Eindhoven, 1986) en Laat de klok met rust (Fingerprint Productions, Eindhoven, 1992) publiceerde. Over In haar zak een doek van staal schreef Tony Rombouts in De Lectuurgids: “In een heldere taal verbindt de dichteres haar objectieve waarnemingen op fijnzinnige wijze met haar eigen subjectieve gevoelens. Meermaals is haar poëzie op het contrast tussen deze beschouwingen gebouwd. Een sober maar uitgekiend taalgebruik zorgen ervoor dat haar verdriet niet tranerig wordt, haar ironie niet flauw, haar intimiteit niet sentimenteel. Een bundel die zich daardoor uiterst aangenaam laat lezen.” Met die teneur was, in De Boekengids, Dirk de Geest het eens: “De poëzie van Rose Vandewalle getuigt van een rake observatie; door middel van typische details weet zij het drukke leven van de havenstad Antwerpen in haar gedichten te evoceren.” Jean-Paul Den Haerynck was in Handen eveneens vol lof: “Rose Vandewalle hanteert soms prachtige beelden, schept op een door en door afgewogen manier een sfeer die standhoudt tot het laatste woord, die […] heel helder spreekt uit de ingehouden zegging, de beeldrijke taal en het subtiel verschuiven en herhalen van klanken.” Ook haar tweede bundel, Laat de klok met rust, mocht op een sympathieke ontvangst rekenen: “Rose Vandewalle springt bescheiden om met rijm, wat haar gedichten uiterst expressief maakt en het inhoudelijke extra benadrukt,” merkte Suzanne Binnemans in Gierik op. “Wel maakt ze veel gebruik van enjambementen die uiterst functioneel zijn omdat ze door hun ritmiek dwingen om steeds maar verder te lezen – bijna in één adem – alsof er anders geen tijd meer zou zijn.” En Francis De Preter, in Schoon Schip: “Rose Vandewalle schuwt pseudo-filosofische reflecties, ze schrijft geen zwaar metaforische poëzie. Alles blijft aan de oppervlakte, zonder echter oppervlakkig te zijn."