Meningen over Abrikozen voor Ali

Poëtisch engagement in overtreffende trap
Roger Nupie schrijft geëngageerde poëzie. Dit is duidelijk. Ali, voor wie de dichter abrikozen aanbrengt, was twaalf jaar toen een raket zijn huis vernielde. Zijn zwangere moeder lag, samen met zijn broertje en zijn vader, dood onder het puin. Ali was verbrand in de derde graad. ‘Morgen zullen er abrikozen zijn’ is een Irakees gezegde en betekent zoveel als: morgen zal alles beter zijn. De dichter schreeuwt om aandacht voor het lot van de jongen. Natuurlijk is Ali symbool voor alle ellende in de wereld, voor hen die (nog) leven of (reeds) stierven in gebieden geteisterd door oorlog of natuurrampen. Nupie getuigt van het genadeloze spel tussen machtswellustelingen (lees: economische belangen) en brengt verslag uit in naam van hen die monddood zijn verklaard. De bundel is één langgerekte schreeuw om aandacht van hen die het niet (moeten) meemaken, die de ogen sluiten voor andermans ellende, zo ver van hun bed, die menselijke drama’s en natuurrampen ervaren als faits divers. In haar engagement, drijvend op de krachtige overtuiging van de dichter, wordt poëzie hier ontdaan van haar luister en mythisch karakter. Nupie schrijft direct en hierdoor verliest het woord soms nestwarmte, maar wint aan accaparerend vermogen. De poëzie wordt hier rauw opgediend, ongepolijst, soms in korte berichtentaal. Hiermee wil ik niet gezegd hebben dat Abrikozen voor Ali geen poëzie is - dit zou mijn visie over poëzie wel fanatiek vernauwen -, toch is de bundel veeleer een noodkreet, de schreeuw van een getuige die geen oog meer heeft voor mooie woorden, metaforen, poésie pure. Nupie wil aandacht, is zwaar ontgoocheld, verontwaardigd en begeeft zich tot aan de rand van zijn gevoelens.

Dit is
geen leven.
Dit is
nauwelijks
een hond.

Deed de mens Nupie er goed aan in zijn missie te kiezen voor de dichter Nupie? Zeker. Zijn verbaal vermogen, zijn vlotte communicatie, zijn talent om ontfloerst de dingen te zeggen zoals ze zijn, zijn scherpe pen, zijn ongetwijfeld sterke troeven die hij handig uitspeelt in zijn poëzie. De gedichten in Abrikozen voor Ali zijn meestal korte ademstoten, snikken, korte boodschappen. Aandacht, aandacht: / geen vreugde binnensmonds! is zijn eerste ontlading, het motief, de door alles heen spelende idee van zijn bundel. In dit allesoverheersend gevoel van ontgoocheling, boosheid, ergernis houdt de dichter zich emotioneel en mentaal overeind door cynisme, koude verslaggeving, valse afstandelijkheid. Hier ligt dan ook de verklaring voor zijn onderkoelde poëzie en zijn heetgebakerd gemoed. Voortdurend probeert Nupie deze twee opponenten met elkaar te verzoenen. In dit wankel evenwicht slaagt hij er meestal in de poëzie levenskansen te geven in een wereld van gruwel en afschuw. Nupie hanteert een dynamische taal, als een voorthollende stroom van woorden en berichtjes, mededelingen. Onder deze koele flinterdunne bovenlaag stroomt echter het lava van de ergernis.

Amputeer zijn tweede been,
het eerste heeft hij nooit gemist.
Wat er aan romp rest,
Gooi het weg.

De dichter ergert zich aan de laksheid van zijn medemens, maar ook aan de goedheid van God, zoals dit wel vaker gebeurt als het noodlot toeslaat en wij de onrechtvaardigheid van het lot niet kunnen aanvaarden.

En dan de kaakslag:
wat dacht u wel dat u?
Waarom heeft u zich te buiten
en waaraan en in Gods naam!
*
En, generaal,
wat bent u van zin?

De dichter bezorgt je koude rillingen als hij schrijft: Geen hoofdpijn / maar ook // Geen / hersenpan’ of Geen verlangen / maar ook // Geen/lichaam of Iemand wou / hem omhelzen. // Maar: geen hoofd / en geen schouders. En toch ‘keren manschappen terug’, getekend, stuurloos, argwanend, en vragen zich koppig af: Het was toch onze oorlog? / Wat moeten we aan het thuisfront?. De oorlog in Irak grijpt de dichter aan om wereldwijd de ellende aan te klagen waarin zoveel mensen verkeren en verkommeren. Hij doet dit op een pakkende wijze, niet alleen zijn woordkeuze (of moet ik schrijven: zijn keuze van woordenloosheid, zijn woordzuinigheid, zijn witte woorden?), maar ook het ritme, de dynamiek, de stroomversnelling waarin hij woorden opjaagt tegen de stroom in, ontroeren mij. Hier is een echte dichter aan het woord, hier lees ik, jawel, echte poëzie, echte gevoelens. Nupie wil de lezer ook de ogen openen voor het machtsspel tussen (economische) groeipolen, voor de machtswellust van godsdienstleiders die mensen manipuleren en terroriseren, voor die dolle bende toch, / deze heren op rijpere leeftijd. // Rondedansjes, soldatenliederen, / Old Shatterhand, Winnetou. Abrikozen voor Ali is een mooie bundel aangrijpende poëzie, één adrenalinestoot, een schoolvoorbeeld van geëngageerde poëzie, uitgepuurd, gefocust, één naar vorm en inhoud.

Thierry Deleu

In Sardonia met Roger Nupie, of hoe zwart humor kan zijn
De voorspelling “Zo verander je van taal” in het openingsgedicht van Roger Nupies vorige dichtbundel Zo verander je van lichaam is uitgekomen. Het lichtvoetige sarcasme dat zijn vroegere poëzie typeerde, is mettertijd van kleur veranderd. Indien het lyrische element wel eens tussen de regels opdook, meestal gevolgd door een al minder verheven ‘understatement’ dat de dingen wel bij de naam bleef noemen, dan is er nu geen sprake meer van een of andere sublimerende tendens. De waakzaamheid is troef – iets wat hij wellicht bij Jan Arends heeft ontdekt – en juist deze levenshouding stelt hem als dichter in staat om de schijnvertoning die hij gadeslaat onder woorden te brengen. Het titelgedicht geeft ons al meteen een bittere voorsmaak van wat er ons als lezer nog te wachten staat. In tegenstelling met de cyclus van 39 meestal zeer korte gedichten is de toon echter zuiver informatief: dit overkwam de twaalfjarige Ali in Irak. En dan komt het:

Aandacht, aandacht:
geen vreugde binnensmonds.

We zijn niet meer in Irak. We bevinden ons gewoon op deze wereld – in Sardonia. We spelen onze rol in het theater van de oorlog. En als we uit deze nachtmerrie ontwaken, dan is het dankzij een blinde woede. Want wat stellen de rekwisieten voor? Dit, bijvoorbeeld:

Gooi de witte tanden
weg.
Gouden tanden
in de doos.
Ringen van de vinger,
oorringen eveneens.
Indien te weinig tijd
mét vingers, mét oren.
Kunstarmen en –benen
bij de krukken.
Kijk: rolwagentjes
aan de horizon.

Af en toe daagt er wel eens een stukje natuur op: als een aanfluiting, goed voor nog meer leedvermaak.

Wat zijn
knotwilgen?
Geboomte dat
het landschap beknot!
Wij weten wel beter
en sturen hen wandelen.

Nee, deze teksten kunnen niet gebruikt of misbruikt worden in een protestsong. Zo drastisch kan men niet zingen. Zo weinig illusies overhouden en toch nog stelling nemen, dat kan alleen een dichter met de nodige sardonische humor... Als een ‘achterhaalde avonturier’? Zo eindigt deze bundel, maar dan wel op het scherp van de snede.

Lucienne Stassaert

Over Abrikozen voor Ali
Roger Nupie is een van die dichters die hun werk in alle stilte voortzetten, een stap opzij zetten om anderen een plezier te doen en daadwerkelijk geëngageerd leven om deze wereld en toestanden te verbeteren. Een helpende hand, een vriendelijke glimlach en een onuitputtelijk geduld kenmerken deze man uit Keerbergen. Naast het schrijven organiseert hij geregeld tentoonstellingen, is hij voorzitter van de Nina Simone Appreciation Society en is hij recensent voor diverse bladen. Hij vertaalde Afrikaanse en Afro-Amerikaanse poëzie en werkt heel vaak samen met andere kunstenaars. Onlangs vielen zijn Abrikozen voor Ali in mijn brievenbus en nieuwsgierig ging ik op onderzoek. De bundel bevat 29 gedichten die qua vorm geen vast patroon hebben. Als inleiding gebruikt Nupie een gedicht waarin het decor van de bundel gesitueerd wordt. De oorlog waarin landen als Amerika en Engeland zijn vernesteld, vormt de achtergrond voor wat komen zal. Ali is een oorlogsslachtoffer en wees wiens jeugdige dromen door voltreffers worden kapotgeschoten:

[…]
Zo vecht hij tegen de pijn,
noemt de ziekenzuster
hannan, moeder.
Ik mis mijn broertje,
we speelden voetbal,
we gingen samen vissen.
Krijg ik nieuwe armen?
Ik wil dokter worden!

De inhoudstafel vermeldt alle gedichten in alfabetische volgorde, mooie vondst en zeker niet storend. De titels zijn kort, zoals de meeste gedichten. Geen overdadig woordgebruik bij Nupie. Klare analyse en verrassend woordgebruik kenmerken zijn stijl. Alles is fijn uitgebalanceerd en wat ‘kleine’ ‘oppervlakkige’ gedichten lijken, verbergen een rijkdom die na de eerste en verdere lezingen sterker tot uiting komt. Deze bundel nodigt uit tot lezen en herlezen. Er is veel wat de dichter niet zegt, maar een intrigerende spanning schuilt in zijn tekst, je weet nooit wat komen zal en de waardevolle boodschap sijpelt door als een trage migraine tot het onweerstaanbaar tot volle kracht komt en je in haar macht krijgt. Deze geëngageerde poëzie zal de tand des tijds doorstaan. Dit is gave poëzie. De gedichten en de thematiek zijn universeel en breken los van de kleinburgerlijke bellettrie die vandaag nogal vaak mijn keel uithangt. Roger Nupie ‘verveelt’ ons niet met zijn eigen struggle for life, neen hij toont de lezer dat wij in dit vette deel van de aardbol geen energie mogen steken in zelfbeklag, maar verder moeten kijken dan de leugens die de media-nieuwsmachine ons dagelijks door de strot duwt. Deze dichter kiest! Hij steekt zijn nek uit! Bravo. Nupie neemt het op volor de kleine man die ginder ver letterlijk in het zand bijt, terwijl wij de oorlog op ons tv-scherm ‘live’ meemaken. Dus lezer:

Aandacht, aandacht
geen vreugde binnensmonds!

In de bundel veroordeelt de dichter de oorlog en de barbarij die daarmee gepaard gaat:

Eerst nam men iets van hem weg:
een pop met één oog.
Daarna ging er iets van hem dood:
een hond met één oor.
Nu snijdt men iets uit hem weg:
vul zelf maar in wat.

Toch heeft de dichter een zeker begrip voor de simpele soldaat die zich ook vragen stelt over de situatie waarin hij is terechtgekomen:

En, generaal,
wat bent u van zin?
Zachter soldaat,
hou het oog gericht.
Het gebeente soepel,
de armslag losjes.
Geen verwondering,
alleen maar toewijding.
Geen geklaag over gekraak
in uw knoken.
Het is de winter, mijn jongen,
de witte vijand!

In de kortere gedichten komt de scherpe en vooral sterke observatie van Roger Nupie tot bloedstollende verzen:

Iemand wou
hem omhelzen.
Maar: geen hoofd
en geen schouders.

De bundel eindigt met een hoopvol gedicht. Een vers dat ons belooft dat aan elke oorlog een einde zal komen, dat er weer Abrikozen voor Ali zullen zijn en dat alles weer beter zal zijn:

Wij,
in aftocht.
Achterhaalde
avonturiers.

In deze bundel neemt Roger Nupie het op voor de kleine man die steeds de grootste verliezer is als grootmachten het nodig achten om oorlogen in gang te zetten en bombardementen te zaaien. Ali uit de bundel is de gewone, simpele Irakees die alles kwijt is, maar hij symboliseert elk oorlogsslachtoffer. Ik vind deze bundel een moedig literair werk.

Frank Decerf

Roger Nupie heeft niet gezwegen
In de hedendaagse poëzie is het bon ton om ingehouden te schrijven over tragedies, rampen, oorlog, in plaats van uit te pakken met exuberante beschrijvingen om de emoties eens goed op te schudden of maar geen detail over te slaan. Het maakt hierbij niet uit of het onheil van persoonlijke aard is of een compleet volk treft. Zoals Marga Minco, met name in Het bittere kruid, liet zien wat een ingehouden toon voor het proza kon betekenen, bewees Armando in de poëzie, maar niet alleen hij natuurlijk, dat slechts een paar woorden, mits zorgvuldig gekozen, in staat waren een complete wereld vol ellende op te roepen. Beide auteurs worden met elkaar verbonden door een fascinatie voor het fenomeen macht, en vooral het ontbreken daarvan, de onmacht, de machteloosheid. Let op het verschil tussen deze twee begrippen. Roger Nupie (º1957, Keerbergen), die zich in Abrikozen voor Ali eveneens op deze thematiek richt, zal het werk van deze schrijvers wel gelezen hebben en wie weet bestudeerd maar weet de indruk te wekken dat hij zelf voor zijn overdracht ook niet anders dan op een uitgebeende zegging uit kon komen. De grote vraag bij zo’n aanpak is natuurlijk: hoe ver kun je als dichter gaan? En, als lezer? Waar staat weliswaar geen woord teveel maar breekt de poëtische spanning door gebrek aan samenhang of context? Bereikt, anders gezegd, Nupie zijn doel? En hoe zou dat doel dan moeten luiden? De titel is afkomstig van de in Irak gebezigde uitdrukking ‘morgen zullen er abrikozen zijn’, wat zoveel betekent als ‘na regen komt zonneschijn’. De associaties die dit gezegde oproept zijn dus hoopvol, wekken verwachting. Al in de tweede regel van het inleidende gedicht van dit dunne bundeltje echter vernielt een raket het huis waarin een twaalfjarige Ali ligt te slapen. In regel 3 wordt zijn zwangere moeder daardoor gedood en in regel 4 ook nog eens zijn vader en broertje. Ali overleeft maar is wegens brandwonden zwaar gewond. Er is sprake van oorlog en vijandelijke partijen als Amerika en Engeland. De inleiding doet z’n werk, de toon is gezet: deze poëzie gaat over de aanval op Irak of moet ons daaraan doen denken! Is deze pakkende eerste tekst nog strofisch gebouwd, bladvullend lang en verhalend van toon, bijna alle volgende pagina’s bevatten korte tot ultrakorte teksten, waarvan geen enkele een titel draagt. Nupie verwijst nergens meer direct naar Irak, zodat de inleiding een metafoor genoemd mag worden voor alle situaties waarin onschuldigen geslachtofferd worden. Welke omstandigheden zijn daarvoor inderdaad meer geschikt dan een oorlogssituatie? En zeker een die ongelijkwaardigheid kent, met één technisch oppermachtige partij. Degene die daaraan mocht twijfelen, drukt Nupie nog snel even met de neus op een citaat van Willem Brakman: Taal noch teken, ook na de oorlog niet. De poging om deze ontlening waarheidsgehalte te geven, bevat al direct een van de vele contradicties van de bundel want Nupie kan niet anders dan met taal en teken aangeven dat er geen taal en teken zullen overblijven. Daar zit meteen ook zijn kracht want wie weinig woorden wil gebruiken is gedwongen om extra stijlmiddelen in te zetten zoals tegenstellingen dus ja, en humor. Beide toepassingen worden door Nupie uitstekend gebruikt, hij laat ze zelfs herhaaldelijk samenvallen. Natuurlijk moet hij daarbij voor de humor uitwijken naar ironie en sarcasme, zoals in het titelloze:

Geen hoofdpijn
maar ook
geen
hersenpan.

Dit is, voor alle duidelijkheid, het hele gedicht. Voor wie niet in staat is het begrip poëzie van een optimaal breed begripskader te voorzien: geef toe dat het op z’n minst een doordenkertje is. Ik zelf, en ik wil niet bekrompen zijn, vind deze vier regeltjes op zich geen poëzie. Maar ik ken er wel een poëtische functie aan toe, in het geheel van de bundel. Ze bepalen mede de toon en de sfeer van Abrikozen voor Ali. Nupie is intelligent genoeg om te beseffen dat hij niet kan volstaan met alleen dit soort regelbeten. Zijn bundel heeft hier en daar een ankerplaats nodig. Daarin voorziet hij met een paar voor zijn doen langere teksten, zoals:

Wat een dolle bende toch,
deze heren op rijpere leeftijd.
Rondedansjes, soldatenliederen,
Old Shatterhand, Winnetou.
Herinneringen als zoete koek,
overslaande stemmen.
Voortreffelijke heren, beetje mank,
maar voorwaar nog monter.
Plots motregen.
Een minuut stilte.

Hierin komen nog twee andere kenmerken aan bod: het gebruik van werkwoordloze zinnen, zodat de lezer aangespoord wordt die aan te vullen (en er als co-auteur vanzelf meer bij betrokken raakt), plus het spel met beelden die op het eerste gezicht niet veel met elkaar te maken hebben en zich soms uitgesproken vrolijk en daarmee onschuldig voordoen. Soms is Nupie, en dan duikt alweer zijn vijfde handelsmerk op, nog dwingender, kapt hij zinnen vroegtijdig af zoals in de tweede helft van:

Amputeer zijn tweede been,
het eerste heeft hij nooit gemist.
Wat er aan romp rest,
gooi het weg.
Vergeet de voetstappen
die hij achter zich!
Bijtijds omdraaien:
een gewaarschuwd man-
Aan flarden even later,
want te laat bespeurd.

Hier is hij er voorbeeldig in geslaagd de onrust en schrik van een bedreigende situatie in taal te vangen. Aan vaardigheden geen gebrek dus, Nupie is een onderlegde dichter! Om nog even op zijn bedoeling terug te komen. Die kan niet anders uitgelegd worden dan als de behoefte een fel protest te laten horen tegen oorlog, tegen de misdaden die onder die noemer plaatsvinden, tegen de rechteloosheid, tegen het kwaad dat ook onlosmakelijk bij onze soort hoort! Zoals Armando al als puber ontdekte, toen hij voor het eerst foto’s van de vernietigingskampen zag, het onderschrift las: ‘Onmenselijke handelingen’, en tot de conclusie kwam dat het gebeurde helemaal niet onmenselijk was maar juist menselijk! Nupies onderwerp en stijl (tenzij hier en daar de wijze waarop hij bovengenoemde kenmerken verbindt) zijn niet origineel, maar dat is oorlog evenmin, al verandert het gezicht ervan steeds, en juist daarom ook moeten er bundels als Abrikozen voor Ali blijven verschijnen, niet in naam van de poëzie maar in naam van alles waar poëzie voor wil staan! Vanuit deze gedachte heeft Roger Nupie zeker zijn doel bereikt: hij is gaan weten, hij heeft zijn stem verheven, hij heeft niet gezwegen! Laat ons een abrikozenboom planten, in de slagschaduw van die andere werkelijkheid waar voor gedichten geen plaats is, al is het dan maar in ons collectieve bewustzijn…

Albert Hagenaars